Hoe was het toen ook al weer in Heeg?

23 november 2014

in Geschiedenis van Heeg

Had men voor de tweede wereldoorlog een fiets, dan moest men daarvoor twee gulden belasting betalen. Als bewijs van betaling kreeg men een koperen fietsplaatje in een lederen houdertje met een riempje en gesp om het aan het stuur van de fiets te bevestigen. Had men te weinig of geen inkomen, dan kon men een fietsplaatje krijgen met een gat er in, zonder daar voor te betalen. Maar dit alles was geregistreerd bij de commies, en het kon vaak gebeuren dat men voor controle werd aangehouden.

Armenhuis

Armenhuis

Er was toen een recessie en armoede troef geen AOW geen WW en ook geen kinderbijslag en toch veel kinderen. Er waren wel armenhuizen en een werkverschaffing, dat was wel het laatste waar iemand naar uitzag. Wie werkloos was die kon zich wekelijks melden bij het armenhuis. Daar hield de armmeester van de gemeente zitting, daar kreeg men dan een financiële ondersteuning van de gemeente, dan was men steuntrekker, zo noemde men dat toen, of men moest naar een project van de werkverschaffing.
Om  toch wat te verdienen, ontstonden er winkeltjes achter de voordeur, werd er voor  bakkers brood gevent. Een handige man had klanten die  zich door hem lieten scheren, weer een ander sleutelde aan fietsen , en verkocht snoep. Hielke v/d Zee een werkloze Aak Schipper bediende de overhaal op de Nieuwewal, maar verkocht daarnaast petroleum, zure haring en mosterd. Vrouwen namen een baan als huishoudster.
Voor één cent kon men toen al wat kopen, bijvoorbeeld bij Potma’s Griet wat dropjes. Ouderen woonden bij de kinderen in huis, wat niet ideaal was met een jong gezin. Was dit niet mogelijk dan lonkte het armenhuis of een één kamer woning  van de diaconie van de Kerk in een steeg, met een financiële ondersteuning van de Diaconie.

De wijkverpleegster reed toen in uniform op een kleine motorfiets weet ik nog. De lijkkoets werd getrokken door een zwart paard dat was bekleed met een groot zwart kleed,  de mensen in de rouwstoet waren allemaal in het zwart, en de dames met hoed en een dunne sluier voor hun gezicht.
In die tijd was er altijd een politieman op straat, in Heeg woonden toen ook een commies, en een vleeskeurmeester, die bij slagers het geslachte vee moest keuren. Elk gezin in Heeg had toen een WC, of een  gezamenlijke WC op afstand van de woning met privaat ton, die wekelijks twee of één keer geruild werd voor een schone lege ton, door de gemeentereiniging. Daarvoor had de gemeente in Heeg een stortplaats aan de Kerksloot, dit werd later weer door een skûtsje skipper in geladen en vervoerd naar tuinderijen.

Heeg had twee zuivelfabrieken die waren belangrijk voor de werkgelegenheid. Een smid met hoefbeslag en een wagenmaker, belangrijk voor de boeren in Heeg en omgeving, net als de twee vee vervoerders, een beurtschipper en één met veewagen. Er waren toen twee barbiers, want het gros van de mannen liet zich drie, twee of één keer in de week scheren . Naast het busvervoer waren er nog twee taxievervoerders, en vier eigen auto’s van huisdokters en fabrieksdirecteuren.

De scheepshelling was belangrijk voor het vele vervoer over water, met de palinghandel  de pijlers voor werkgelegenheid. Er waren toen 6 schippers waarvan 4 met een skûtsje, turf en kleimodder werden vaak vervoerd. Zelfstandige vissers met netten of dobbers waren er wel vijf, en jagers op wild twee. De middenstand was overweldigend aanwezig 5 warme bakkers, 4 groenteboeren, 2 melkboeren, 2 karrijders, 3 brandstofhandelaren, 3 peterolieventers, 2 huisschilders, 3 slagers, 1 kleermaker, 1 koperslager en  2 manufacturiers en een dameshoeden verkoopster. En niet te vergeten een schoenmaker aan de Koaldyk.
Achter het kerkhof woonde Auke breider, Hogeterp was zijn naam, hij had een machine waar hij truien op kon breien, en een winkeltje waar hij garen verkocht. De broer van Auke Hogeterp, Hendrik Hog genoemd, had een heel oude vrachtwagen die de tegenwoordige APK keuring niet kon doorstaan. Wanneer hij aan de touwtjes trok, dan kwamen de richting pijltjes die normaal naar beneden hingen aan de cabine, links of rechts omhoog.
Op de Nijedyk was een boekwinkel met een bibliotheek. Ook op de Nijedyk had iemand de Boerenleenbank aan huis, daar was het niet druk. Er was een bedrijfje met één vrachtwagen, waar door reparatie aan een autowiel met band en door de spanning van de band, een stalen ring van het wiel weg knalde, met een dode, een vader van een jong gezin tot gevolg.

Drie lagere  scholen in de hoofdstraat nu Harinxsmastraat, was gezellig met veel herrie. En muziek in de muziektent (een podium) door het korps Crescendo, dat was feest. Drie kerken twee dominees en een pastoor en noch een Baptisten gemeente.
De middenstanders verwachtten de gunst van hun geloofsgenoten,  de klant was wel koning, maar had niet veel geld te besteden, het was armoe troef.
De hoek van de Syl dat was toen de ontmoetingsplek van mannen die behoefte hadden aan een praatje, het was een plek van grappen en sterke verhalen. Op de hoek van de Syl stond ook de openbare pisbak, dat was ook wel makkelijk.
Zo was het toen, maar niet naar om naar terug te verlangen.

F.K