Sylboade December 2016: Laatste bijdrage

24 december 2016

in Verhalen

Als veearts Mollema vijfenzestig jaar wordt en zijn instrumentarium aan de kapstok hangt willen zijn klanten in de Friese Zuidwesthoek hem een cadeau aanbieden. “Waar doen wij u een plezier mee?” vragen ze aan de man. “Geef mij maar een hond”, zegt hij, “een stevige hond, een Labrador bijvoorbeeld”. Geen probleem, Mollema krijgt een kleine Labrador. Sedertdien zien zijn oude klanten de veearts niet anders meer lopen dan met de Labrador. De twee zijn niet te scheiden. Totdat twee jaar geleden, op oudejaarsdag 2014, de hond op het erf van Mollema wordt aangereden. Het dier sterft nog dezelfde dag. Groot verdriet.
Een van de klanten van oudsher wijst de veearts op een nest jonge honden, een paar dorpen verderop. “Om de bliksem niet!” zegt Mollema, “ik wil daar niks van weten. Dit heeft tijd nodig…”
De oude veearts en zijn vrouw lopen beiden naar de tachtig. Zij besluiten om niet meer aan een nieuwe hond te beginnen. Het is mooi geweest met de trouwe Labrador.

Een goed jaar later – het is dan begin 2016 – komt in het dorp een oude mevrouw te overlijden. In de kerk wordt een rouwdienst voor haar gehouden. Mollema en zijn vrouw zitten achter in de kerk. De kist staat voorin, onder de preekstoel. Naast de kist ligt de hond van mevrouw, een Friese stabij. Het beest ligt daar stil, net zo lang als de dienst duurt. Als de begrafenismensen de kist optillen en ermee weglopen, loopt het hondje met de mannen mee. De oudste zoon van de overleden mevrouw bedankt bij het uitgaan de gasten. Hij zegt erbij dat het hondje nu geen bazin meer heeft. Het heeft zolang onderdak bij vrienden, maar als misschien een van de aanwezigen de hond wil meenemen… Er is geen mens die nader op die vraag ingaat. De begrafenis is afgelopen en de hond gaat voorlopig terug naar de vrienden. Kort daarna belt de zoon aan bij de Mollema’s. Hij houdt van doorpakken. “Zouden jullie belangstelling hebben voor de hond?” vraagt hij. Mollema heeft de vraag al in zich om laten gaan. Hij kijkt naar zijn vrouw. Zij kijkt hem aan. De hond is goed tien jaar oud. “Met een beetje geluk overleven wij de hond”, zegt hij.

“Dan moeten wij er wel weer op uit”, zegt zij, “drie keer op een dag…” Dat is overigens wel goed en gezond voor een mens, drie keer op een dag voor een loopje. Ze spreken af met de zoon om eerst een wandeling met de hond te maken. Dat gaat heel goed. Het beest loopt keurig met hen mee, snuffelt hier en daar, wil net een andere kant uit dan de Mollema’s en gaat na de wandeling lekker naast de kachel liggen. Kortom, het feest gaat door. Ze krijgen de mand mee en de riem en twee pakken voer en dan is de hond voor de Mollema’s. Ze zijn er blij mee en de hond ook.

Drie dagen later. De zoon staat opnieuw voor de deur. Hij heeft een brief bij zich van een oude vriendin van zijn moeder. Daar staat in dat zij de hond krijgt als de oude mevrouw dood gaat. Wanneer mag ze de hond komen ophalen? De zoon zit ermee omhoog. Hij wist niets van die belofte. Wat denken de Mollema’s hiervan. Ja, wat moeten die er van denken… De veearts maakt er gauw een eind aan. “Als de hond destijds aan de vriendin is toegezegd dan moeten wij dat niet tegenhouden. Neem de hond en de spullen maar mee”, zegt hij.
De hond springt bij de zoon in de auto en zo rijden ze weg.

En wat er dan gebeurt dat houdt men niet voor mogelijk. Een week later staat de zoon weer voor de deur. Voor in de auto zit de hond. Zijn staart zwiept heen en weer. De zoon vertelt zijn verhaal. Hij schaamt zich kapot, zegt hij, maar het beest wilde niet blijven bij de vriendin. Hij blafte en jankte aan een stuk door. Dronk alleen maar water, uit de sloot. Hij vrat in de nacht het vloerkleed kapot. ’s Morgens zette hij z’n tanden in de krant als die door de brievenbus viel. Op het laatst was hij hem gesmeerd en drie dorpen verderop voor de deur van zijn oude mevrouw gaan liggen. Kortom, de zoon durft het haast niet te vragen, maar misschien… wat denken de Mollema’s… De beide mensen kijken naar elkaar.”Wat doen we?” vraagt hij. Dan zegt zij: “Haal de hond maar uit de auto en laat hem binnen!” Het beest zwiept nog harder met z’n staart en stuift door de voordeur naar binnen. Sindsdien loopt de oude veearts  weer met het hondje alsof het nooit anders is geweest.

Simon van der Meer
(met dank aan de lezers)