Woon je aan het water en de weg…

11 maart 2019

in Verhalen

Woon je aan het water en de weg, dan is het nooit saai.

In het voorjaar zijn het de watervogels die gaan nestelen, zoals de Meerkoet en de Fuut die het goed met elkaar kunnen vinden. Maar de Meerkoet kan geen Eenden dulden in de omgeving van hun nest, en die worden dan met groot kabaal verjaagd. Het is altijd een mooi gezicht als de kuikens hun wereld ontdekken. De Fuut heeft ze eerst op de rug van Ma, en worden gevoedt door Pa, Ma schudt ze af en toe af, dan moeten ze zwemmen wat ze eerst niet leuk vinden, ze proberen zo vlug mogelijk weer op de rug klimmen tussen de vleugels. De kuikens van de Meerkoet met hun rode kopjes gaan met Ma bij de wal langs om hun kostje op te scharrelen. Ook andere watervogels zijn aanwezig zoals Waterhoen, Reiger, Aalscholver en Meeuwen.

De watersport komt ook op gang, die zijn meestal ook nog jong, die proberen met motorgeweld achter hun kleine bootjes golven te maken, waar ze door vlug te keren met hun bootjes weer tegenop varen.

Af en toe zijn er wel eens bijzondere dingen, zo zag ik iets bijzonders drijven, dat bleek een voor 95% gezonken kano te zijn waar nog een klein beetje lucht in de punt van de kano zat. Die heb ik bij mij op de steiger gelegd zodat iederéén het ding kon zien. Het jaar daarop kwam er iemand aan de deur vertellen dat die kano van hem was. Waarop ik zei neem hem dan maar mee, maar ik kreeg nog wel een licht verwijt dat ik het had nagelaten kenbaar te maken dat ik het ding gevonden had.

Zo had ik voor de zwemmers een trapje gemaakt zodat zij makkelijker op de wal konden stappen. Toen het ding na twee jaar kapot was heb ik het weggehaald wat gezien werd of zou ik de zwemmers daardoor iets afpakken. Voor ons plezier hebben we een klein bootje met een naam Annette, gekocht in Wommels. Een paar jaar later kwam er een man op de fiets langs, en die vertelde mij dat het bootje ook van hem was geweest, en dat zij daar met hun gezin van hadden genoten. Dat bootje heb ik in de winter op de op kop boven de steiger, maar toen ik op een ochtend de gordijnen open deed was het bootje weg, daar schrok ik van. Dit zou het tweede bootje zijn wat vis stropers van mij gestolen werd. Ik vertelde het die dag aan iemand, die dat ook weer vertelde aan iemand. En die had toevallig een bootje zien drijven in de Kerksloot, en dat was Annette mijn bootje. De dieven zijn kennelijk gestoord en er uitgesprongen. Ik kon mijn bootje die dag nog met weinig schade weer naar huis halen.

Met werphengels of met varende bootjes vissen is tegenwoordig een mooie sport, sommigen met meer dan één hengel. Wij zien ze dan de gevangen snoek meten en op de foto zetten, en dan wordt deze weer terug gezet. Onlangs waren er een paar jeugdige vissers van een jaar of elf met dit vistuig bezig. Toen hoorden we op eens een hysterisch gekrijs waarop we dachten wat zou er aan de hand zijn. Toen ik keek hadden zij een hele grote snoek gevangen, en die lag daar in het gras te spartelen. Het was prachtig die kinderen daar van zien genieten. Ze hebben de snoek ook weer in het water laten zakken, maar hielden  hem nog lang aan de staart vast omdat ze er nog geen afstand van konden doen.

Deze nazomer zag ik wat gehinderd door een begroeiing een jonge vrouw iets uit het water trekken, wat bleek een kano te zijn waarvan de punt noch vol water zat. Toen dat gelukt was werd haar een hand toe gestoken en heeft ze haar vriend of man op de wal getrokken.

Toen omhelsden en zoenden ze elkaar op de goede afloop, terwijl de man zijn broek zwaar van het water afzakte. Ze hebben het water uit hun tassen laten lopen, hun natte jasjes aan getrokken. de hoedjes op, zo zijn ze gearmd het dorp in ingestapt, de kano achter gelaten op de wal, die is die namiddag met een auto opgehaald.

Wat er op de weg voorbij komt is een grote verscheidenheid van zwaar en licht en lawaaiig verkeer. En zomers in het weekend veel auto’s met caravans met fietsen op dragers achterop. Maar soms zie je het om-gekeerde een camper met een auto op een trailer er achter, dan denk ik wat een weelde. Wij hebben de tijden nog mee gemaakt toen hier geen werk was, en dat er gedacht werd om te emigreren. Op het fietspad ziet men sporters op skeelers en dergelijk spul. Maar ik zag ook een jongetje met een fiets, wiens schoenveters los waren en die waren om de as van de pedaal vast gedraaid waardoor hij met één voet aan zijn fiets vast zat, die heb ik moeten helpen.  Zo zag ik kortgeleden een man en een vrouw die van de fiets wilden afstappen, die man zat ook vast met zijn schoen aan het pedaal, die moest zijn veters losmaken om zich van zijn fiets te bevrijden. Toen hing zijn schoen nog aan het pedaal, dat was een racefietsers schoen met haak aan het racefietspedaal. Hij heeft die uiteindelijk met moeite losgekregen.

De tegenwoordige tijd is wel een heel groot verschil bij vijf en zeventig jaar terug. Toen kwam er nog een schip op de helling in Heeg en hoorde je soms de hele dag de hamerslagen wanneer er op de helling met klinknagels een nieuwe plaat ijzer aan de bodem van een schip werd geklonken. En wanneer er een ander schip op de helling werd getakeld, kon je als schooljongen twee centen verdienen door mee te duwen tegen de bomen van de takelinstallatie. Die centen daar kon je toen drop of zoethout voor kopen. In die tijd ging één van de vijf bakkers in Heeg met een hond voor de bakkerskar brood verkopen aan zijn klanten buiten Heeg. En ging er een karrijder voor zijn klanten naar Sneek, die dronk daar een slokje en kwam ’s avonds heel laat terug. Ze hadden in Heeg daar een naam  voor bedacht en noemden het de dagelijkse nachtdienst.

Wanneer er een Heegemer overleden was, dan belde er een meneer van de begrafenisvereniging in een zwartpak met hoge hoed bij elk huis aan om aan ieder het leed mee te delen. Die tijd komt nooit weer.

schilder F.K.