Naar een oud volksverhaal…

11 januari 2021

in Verhalen

Op kerstavond 2019 ging ik naar de RK kerk speciaal voor de ‘Bontesjongers’ die meewerkten aan de nachtmis. Ook werd onderstaand verhaal door pastor Foekema verteld. ‘Naar een oud volksverhaal’ stond in de liturgie, heb gezocht op internet, maar kwam het nergens tegen. Wellicht heeft pastor Foekema er een eigen draai aan gegeven, het sprak mij aan en verdient het een plaats in deze december Sylboade. (Mariet Swart)

De os en de ezel.

De aartsengel die Jozef en Maria op hun tocht naar Bethlehem vergezelde, riep in het geheim de dieren uit de buurt bij elkaar om de heilige familie in de stal op een behoorlijke manier te kunnen ontvangen.

Voorop stond de leeuw. En de leeuw zei: ‘alleen iemand die van koninklijke afkomst is, komt in aanmerking de heer van hemel en aarde te dienen’. En de leeuw vertelde dat hij voor de deur van de stal zou gaan staan en iedereen in stukken zou scheuren die het zou wagen het kind te naderen. ‘Mij te stoer”, zei de engel. Na de leeuw sloop de vos dichterbij. Hij maakte een charmante buiging voor de engel en zei: ‘Koning of zwerver er moet wel wat te eten zijn in de stal’. En hij bood aan voor het kind de lekkerste honing te stelen en voor Maria en Jozef een lekker stukje vlees’, en de vos dacht aan de slager waar hij vanmorgen ook al een stukje vlees had gepikt.’ Mij te link’, zei de engel.

Toen schreed de pauw naar voren. Ruisend vouwde hij z’n staartveren uiteen en de zon liet de prachtigste kleuren zien. ‘Kijk’, zei de pauw, ‘zo kan ik de stal nog een fraaiere indruk laten maken dan de tempel van Salomo’. ‘IJdeltuit’, zei de engel. Nog veel meer dieren kwamen langs: de hond en de kat en de wijze uil en iedereen probeerde zichzelf aan te prijzen. Maar de engel schudde z’n hoofd en keek nog eens om zich heen.

Toen zag hij bij het scheprad een os en een ezel staan, die daar vastgebonden de hele dag rondjes liepen om het rad te laten draaien. En de engel vroeg: ‘Hebben jullie ook wat te bieden?’ ‘Wij?, ach nee, wij zijn maar eenvoudige dieren’, zei de ezel. ‘Misschien’, kwam de os tussenbeide ‘zouden wij af en toe met onze staarten, heel voorzichtig, wat vliegen weg kunnen jagen voor het kindje?’

‘Jullie moet ik hebben’, zei de engel.