De veer van Jan Willem Hoorn

15 maart 2015

in De Veer

veer Jan Willem Hoorn is mijn naam. Ik ben in 1950 in de stad Groningen geboren, maar vind dat ik desondanks best wel iets Fries in mij heb. Al is mijn inmiddels overleden vader een Drent, mijn moeder is een echte Friezin. Zij is op het potschip van haar ouders geboren. Dat is een varende winkel in huishoudelijke artikelen, waarmee langs boerderijen en kleine dorpen werd gevaren. Als het schip aan de wal lag, werden Keulse potten op het dek gezet om te laten zien dat de winkel open was. Vandaar de naam potschip. Haar vader komt uit Echten (De Friese Meren) en haar moeder uit IJlst. En dan ligt Heeg toch mooi op de route. Mijn moeder komt hier graag en maakt, als het weer het toelaat, een praatje bij de brug met deze of gene in het Fries. Met het op haar leeftijd (92) langzaam verdwijnen van het geheugen, komt haar jeugd en daarmee de Friese taal en oude Friese versjes steeds meer naar boven. Dat is de mooie kant van zo oud worden. Toch is die Friese achtergrond niet de reden waarom wij sinds 2000 in Heeg wonen. Dat heeft met zeilen te maken. Daarvoor moet ik terug naar 1974, het jaar waarin ik met Mary Penning trouwde. Wij ontmoetten elkaar enkele jaren daarvoor in Eindhoven, waar wij beiden studeerden. Zij voor de Nijverheidsacte Kinderverzorging en Opvoeding (NXX) en ik Bedrijfskunde aan de Technische Universiteit. Mary is in Valkenburg geboren en heeft haar gehele jeugd in/om Maastricht doorgebracht. Noord en Zuid kwamen zo samen. Ik bracht het Noordelijk gevoel (met de hang naar onder meer Scandinavië en Schotland) in, waarvan het meest zuidelijke noorden voor mij op de Waddeneilanden, schaatsend en zeilend in Friesland is te vinden. En zij het Zuidelijk gevoel (de warmte, de bergen en het bourgondische leven van Italië, Frankrijk en Zwitserland), waarbij voor haar Zuid Limburg het meest noordelijke zuiden is. Naast vele andere dingen, waar ik hier niet over uit kan wijden, heeft zij mij de schoonheid van bergwandelen bijgebracht en ik haar die van het zeilen. Bij Broertjes Langweer en later steeds bij Hoora Heeg huurden wij elk jaar, soms meerdere weken een 16 m2 en dus later een Valk: prachtig onderhouden met steeds weer vernieuwingen. Op een stormachtige regendag evenwel in 1995 lagen wij met onze gehuurde valk ‘verwaaid’ in de oude haven van Heeg. Toen wij het branden van eikenhout uit een scheepswerf roken, kwam er iets ongeremds in ons los. Terwijl iemand, die later Pier Piersma bleek te zijn, gangen voor een nieuw Fries Jacht aan het branden was, bekeken wij een bij hem te koop liggende boeier. Wij waren meteen verkocht. Een ideaal schip voor het ons zo vertrouwde zeilwater van Zuidwest Friesland. Het bleek de op één na oudste varende boeier te zijn (1855), die na enkele fraaie restauraties door Theo Potma helemaal op onze leest geschoeid kon worden. Ook voor onze beide kinderen, beiden opgegroeid met bergwandelen en zeilen (met de bekende zeilkampen van Vinea), is de boeier een welkome aanvulling in de familie. Toen Pier en Marie ook nog een huisje (De Skatting 77) in de aanbieding hadden, leek ons geluk compleet. Onze oudste, Meike, woont nu in New York en vindt met haar gezin ons huis in Heeg een prima verblijf, als ze even in Nederland zijn. Onze zoon, Willem, woont met zijn echtgenote in Laren (NH). Voor hen is de boeier belangrijker. Zij wonen tenslotte op nog geen uurtje rijden. Ik zie in hem ook de volgende generatie voor dit schip; ook hij begint daar steeds meer in te geloven. De boeier ligt bij Pier en Marie ‘s zomers aan de wal; bij ons huisje direct om de hoek. In 2006 hebben Mary en ik geprobeerd permanent onze intrek te nemen in onze huisje aan de Skatting. Maar het bleek na enkele maanden toch echt te klein. Daarom wonen we nu nog in Winsum (Groningen). Dat was ook wel praktisch in de periode dat ik aan het Universitair Medisch Centrum Groningen verbonden was. Na een lange periode aan een adviesbureau in Baarn verbonden te zijn geweest, was die periode in Groningen een welkome afwisseling. Maar een vrije adviespraktijk begon na enkele jaren in Groningen weer te lokken. Ik werk nu als zelfstandig adviseur voornamelijk in de gezondheidszorg met op dit moment opdrachten in Leeuwarden, Groningen, Zwolle, Utrecht en Den Haag. Maar dat kan volgende maand weer anders zijn. Heeg is voor mijn werk best centraal gelegen. En ook voor ons privé is Heeg geografisch niet slecht. Voor mijn moeder in Hoogeveen, onze zoon in Laren en Schiphol voor onze dochter is het allemaal vanuit Heeg goed te berijden. Toen onze lieve buren, Jan en Claire Tekstra, lieten weten Heeg te willen verlaten, was dat best slikken voor ons. We hadden immers niet alleen als buren, maar ook als goede vrienden meer dan tien jaar lief en leed gedeeld. Maar het bood ook een nieuwe kans om ons in de toekomst echt en goed in Heeg te kunnen nestelen. Begin vorig jaar werd de overdracht van De Skatting 75 een feit. Inmiddels wordt er flink verbouwd. Wanden verplaatst, een schuurtje en carport er tegenaan gebouwd, een badkamer boven en een gemetselde schoorsteen op het dak. Zo ben je met het hele huis in de weer. Even terzijde: aan de zware balken is goed te zien dat Nauta Staalbouw hier zo´n 150 jaar geleden is gestart. De verbouw is bij Rob van Roessel in goede handen, zo is inmiddels onze ervaring. Rob ken ik van de Stichting Friese Tjottervloot. Er is toch wel veel aan hem te danken dat die vloot, nadat de tjotters It Beaken moesten verlaten, in tact is gebleven. Vele bestuurders hebben in het verleden goed werk gedaan, maar het is bovenal Rob die de vloot echt in de vaart heeft gehouden. Ik kwam met de tjottervloot in aanraking door Pier Piersma. Toen wij als eigenaren van ‘oud hout’ in 2010 het 40 jarig jubileum van Jachtwerf Piersma organiseerden, om daarmee vooral Pier en Theo en hun ega’s in het zonnetje te zetten, wist Pier meteen het cadeau: een bijdrage aan de tjottervloot, die tenslotte zo met zijn ouders verbonden is. Wij brachten een mooi bedrag bij elkaar, dat een impuls moest geven. Rob stond er teveel alleen voor, zo was de heersende opvatting onder de gevers. En sindsdien is er, wellicht ook mede door dit initiatief, veel gebeurd. Onder bezielende leiding van Jack van den Berg wordt er nu op vele fronten gewerkt: de 10 tjotters en het Friese jacht krijgen jaarlijks weer een gedegen onderhoud, de zeilen en tuigages worden vernieuwd, er vinden weer zeilkampen voor de jeugd plaats en ‘last but not least’, er wordt dit jaar een nieuw schiphuis gebouwd op de kop van de Passantenhaven. Dat wordt het nieuwe onderkomen voor de Watersport Vereniging Heeg en voor onze tjotters. Het is mooi om hieraan een, zij het bescheiden bijdrage te mogen leveren. Mijn hobby is het restaureren en onderhouden van katrollen; vooral houten blokken met ijzeren buitenbeslag, zoals dat in de tweede helft van de negentiende eeuw te doen gebruikelijk was, hebben mijn liefde. Daarmee zijn ook alle tjotters, onze eigen boeier en vele andere klassieke tjotters, Friese jachten en boeiers getuigd. In mijn werkplaatsje heb ik eigenlijk alle gereedschappen daarvoor. Ik hoop voor die blokmakerij straks meer tijd te hebben. Maar mijn eigenlijke werk, dat van organisatieadviseur, houdt me nog teveel bezig. Zo blijft het letterlijk en figuurlijk schipperen. Het nieuwe huis komt voor ons, mede daardoor, qua permanente bewoning eigenlijk nog een paar jaar te vroeg. Daarom zal het binnenkort in de verhuur worden geplaatst. Het zou mooi zijn als het voor enkele jaren nog door anderen permanent bewoond wordt. Maar of dat lukt zal de toekomst uitwijzen. Anders verzetten wij toch eerder de bakens geheel richting Heeg, een heerlijk dorp, waar zowel zomers als ´s winters veel te doen is en waar we ons, zo mag uit deze veer blijken, echt thuis voelen. Ik geef de veer graag door aan Max Rijpma.