Hoe was het toen in Heeg – 4

3 maart 2015

in Heech yn't ferline

Honger in Amsterdam deed mensen met de Lemmerboot naar Friesland komen en ook naar Heeg om hier eten te kopen bv vlees bij de zwarthandel. En ook zwarthandelaren gingen van hier met die boot naar Amsterdam.
Gelukkig kwamen de bevrijders van uit het zuiden Nederland binnen, dat ging niet zonder slag of stoot. De rivier de Rijn die gaf moeilijkheden, waardoor burgers aan de noordkant voor hun veiligheid genoodzaakt waren om te evacueren, sommigen van hen  kwamen ook naar Heeg.

Als jongen van 11 jaar was ik op een dag bij de massale houtkap van bomen, op het terrein van Matleender op het Eilân, nu Stayo Oké. Dit was ten behoeve voor kachelhout voor de bewoners van Heeg. Toen ik daarvan thuis kwam, waren er voor mij veel vreemde mensen in huis, later bleek dat dit evacuees waren uit Rhenen.
De fam, van Hern,  een brandweerman in een uniform, zij kwamen met hun gezin van vijf grote kinderen naar Heeg, en lieten bij ons een dochter achter, en de anderen op vier verschillende adressen, zelf vonden zij onderdak op de verste Helling.
Ook oud Hegemers, de fam. B. Reijinga die een jaar eerder naar Arhem verhuisd waren, kwamen toen als evacuees weer naar Heeg. Zij kregen een kamer boven, op de hoek van de Syl, toen bij Meneer Lankhorst, het is nu Restaurant Jonas in de walvis.

Elke avond laat hoorden we de bommenwerpers over vliegen, om bommen af te werpen boven steden in Duitsland, maar niet elke bommenwerper kwam veilig terug. Ook kwamen jachtvliegtuigen naar hier, dan waren treinen schepen en vrachtauto’s hun doelwit.
In de naaste omgeving stortte een aangeschoten vliegtuig neer aan de Bird, en één achter klein Gaastmeer, en een vliegtuig kwam in de problemen met de beschieting van de trein bij het station van IJlst. Ook aan de Schatting voor Heeg, waar een vrachtauto aan kwam rijden van de firma Koehoorn uit Lemmer, die zou door een Engels jachtvliegtuig worden beschoten.

Als schooljongen zag ik een vliegtuig laag aan komen vliegen, en een paar fietsers zag ik de fiets neer gooien, en weg duiken in de berm bij het bruggetje van villa Romzicht. Zelf stond ik halverwege het pad naar het gemaal, de kogels die de grond raakten naast de villa, daar zag ik de graspollen van omhoog vliegen, en daarop werd het schiphuis geraakt.
De vrachtauto werd niet geraakt, omdat een wakkere jonge Hegemer Berthus Gerritsma, die begreep dat het om de vrachtauto te doen was. Hij ging net op tijd op de weg staan, en liet de auto stoppen, waarna Berthus in de berm dook.  De chauffeur van de auto en ik hebben die dag veel geluk gehad, ik begreep toen niet echt waar het om ging. Veel later hoorde ik van Berthus het echte verhaal.

Wapens werden gedropt boven de Gouden Bodem, de ondergrondse heeft deze wapens  gebruikt de laatste dag voor dat we hier bevrijd waren bij de Wellebrug waardoor een boerderij in vlammen opging, en waarbij ook een dode aan de kant van het verzet te betreuren viel. De parachutes van de dropping werden verdonkeremaand, maar toch wisten handige dames daar een kledingstuk van te maken.
Toen de Duitsers hier waren verdreven, moest er zo nodig wraak worden genomen op de zogenaamde moffenmeiden, zij werden van huis gehaald en in de portiek van ’s Lands Welvaren publiekelijk kaalgeschoren, waarna ze de straat werden op gestuurd, en uitgejouwd door publiek, naar huis gingen.  Een jonge vrouw die dit overkwam, was door een misverstand beschuldigd. Zij heeft toen het vertrouwen in de mensheid verloren.

De bevrijding was een groot  feest, wat later gevierd werd met een revue op het braakliggende bouwterrein nu de Weisleatstritte, er liepen toen mensen op straat waarvan je je afvroeg wonen die ook in Heeg ? dat waren onderduikers, die je anders nooit zag.

De bevrijding was geweldig, en dat werd ook gevierd door jongelui die samen met een plezierboot naar Gaasterland gingen, gezellig. Het was niet zo, dat men na de bevrijding van alles kon kopen, er bleven nog dingen op de bon. Er kwamen toen ook wel pakketten van familie uit Amerika, met daarin gebruikte kleren.

Werkgelegenheid was ook een probleem, er was voor de jongeren niet veel werk. Timmerlieden gingen werk zoeken in de wederopbouw in midden Nederland. Anderen deden klusjes, of maakten tuinbanken voor de verkoop, en weer anderen zochten werk in de kolenmijnen  in Limburg. Vier  jonge mannen Age Visser, Thomas Attema, en Willem Foekema, en later ook Kees de Boer, wilden daar ook aan de slag. Maar zij hielden het na korte tijd voor gezien daar onder de grond, en kwamen weer naar  Heeg.
Maar Jacob v/d Pol, en het grote gezin familie Potma zetten door, H. Poltiek werkte daar 8 jaar ondergronds, zij werden Limburgers. Poltiek bracht het tot raadslid van gemeente Heerlen, 35 jaar lang.

Er werd toen ook voorlichting gegeven, in café “Lands Welvaren’’ in Heeg om te emigreren naar Canada, waar veel animo voor was. Onze buurman een zuivelarbeider heeft bij mijn vader het handmelken geleerd, en is met vrouw  dochter en zoon, en met meer gezinnen uit Heeg, naar Canada geëmigreerd. Ook Hendrik Hogeterp emigreerde, maar kwam na een aantal jaren, arm weer naar Heeg.

F.K