De geëmigreerde Reijenga’s even terug in Heeg

11 februari 2020

in Verhalen

Klaas 88 en Teade 84 jaar (oudere broer Durk is overleden) geboren Hegemers, kwamen met hun zoons naar Nederland om de herdenking van de slag bij Arnhem mee te maken. In 1943 kwamen zij in Arnhem zuid wonen, omdat hun vader daar een baan kreeg in een broodfabriek. In 1944 moesten zij vluchten voor oorlogsgeweld vanwege de slag om Arnhem ook vanwege de belangrijke brug over de Rijn. Om hun zoons hun geboorte dorp te laten zien kwamen ze ook naar Heeg. Op de hoek van de Wiide Steeg stond hun geboorte huisje met herinneringen. Bij Jan de Jong in de winkel ook even bij gepraat, en koffie gedronken bij het oude Ielkantoor, nu restaurant met terras aan het water. De restaurant houder Jongstra heeft de mannen een rondje om het eiland gevaren met de grote witte reddingsloep, dit werd zeer gewaardeerd  door de Canadezen. Ze kwamen ook bij ons   langs, want wij waren vrienden al in onze jeugd jaren. Door vragen over hoe en waarom, besloot Teade terug in Canada,  om hun hele geschiedenis in een brief van 6 kantjes naar Jan de Jong te sturen. Onze vader Bouke, schrijft Teade heeft als tiener gevaren op de passagier en vrachtboot van Lemmer naar Amsterdam, en hij heeft daarna het bakkers vak geleerd bij bakker Ypma. De crisis jaren 1930 waren moeilijk, hij is toen getrouwd met Anke de Vries uit Oudega W, en in 1935 waren er drie Reijenga’s bij. Hij heeft gewerkt bij bakkers Attema, Steehouwer en Groen. Toen de Duitsers hier binnen vielen ging hij met een onderduiker samen op een tandem fiets de boer op om likstenen (mineralen) voor koeien te verkopen, dan zongen ze onderweg soms luidkeels. Vader heeft ook joden uit Holland gehaald, wij hadden een joods gezin van vier en ook nog een meisje van vier jaar in ons kleine huisje. We hadden een kamertje met twee bedsteden en een ladder naar de zolder. Regenwater uit de bak, en een húske wc buiten. Onze  buurman Bindert de Bock werd door de Duitsers uit zijn huisje gehaald, terwijl in ons huis vijf joden verbleven. Onze jongens kunnen niet geloven dat ons gezin met vijf joden in dat kleine huisje leefden.

Mensen schijnen God niet meer nodig te hebben, maar in de oorlog hebben wij als familie Zijn bescherming gezien keer op keer. In 1943 waren de meeste joden uit Nederland al getransporteerd naar de kampen in het Oosten en werd het steeds gevaarlijker joden te verbergen. Vader kreeg een baan in een broodfabriek in Arnhem dat was in de zomer 1943. Ik denk dat bakker Ypma en de Oxford groep daar wel bij betrokken waren. De Joden die bij ons waren zijn naar IJlst gegaan, en hebben daar de bevrijding beleeft. Het meisje hebben we later na de bevrijding nog een keer ontmoet, die woonde toen in Assen.  Begin Augustus vertrokken wij met een verhuisauto naar Arnhem en kregen een huis in Arnhem Zuid. De Rijnbrug lag over de rivier tussen de stad en Arnhem-Zuid dat nu Malburgen heet. Deze brug zou een jaar later wereldberoemd worden in Operatie Market Garden. Het gezegde de mens wikt en God beschikt heeft voor onze familie wel een grote betekenis gehad. De verandering voor ons allen was groot natuurlijk. Van een dorp zoals Heeg, naar een stad als Arnhem , nou dat was heel wat. Ik zal nooit vergeten het eerste luchtalarm, daar hadden wij nog nooit van gehoord in Heeg. De mensen vlogen  allemaal naar een schuilplaats of kelder en wij moesten iemand vragen wat er ging gebeuren. Verder nam het ons allen niet lang om in te burgeren. Arnhem is een mooie stad met een mooie omgeving. In Heeg lag een bootje bij de verste Helling met drie Duitsers die een oogje hielden op de schepen op het Hegermeer, en zo af en toe kwamen er Duitsers langs op de fiets van uit Sneek. Maar in Arnhem was dat heel anders, er waren kazernes vol met Duitse troepen. Er werd veel afweergeschut opgesteld nog geen kilometer van ons huis. Als kinderen beseften we niet het gevaar dat ons omringde. September 1944 werd het duidelijk. In Februari 1944 werd Nijmegen gebombardeerd met 500 slachtoffers en ook in Arnhem vielen bommen, met slachtoffers. In de zomer van ‘44 gingen we met vakantie naar Friesland dat was geweldig. Maar op de terugreis werd onze trein beschoten en moesten we uit de trein vluchten. Er kwamen steeds meer berichten dat de geallieerden geland waren in Normandië en optrokken naar Duitsland en ons land om ons te bevrijden.  In Augustus 1944 trokken duizenden Duitse soldaten over de Rijnbrug met het doel Duitsland te bereiken. Dit waren de restanten van de oorlog in het Zuiden Frankrijk en België. Ondertussen trokken er steeds meer bommenwerpers  naar Duitsland. Zondag 17 september werd een dag om nooit te vergeten, Er was al vroeg luchtalarm en afweergeschut en een bombardement op de Duitse kazernes in de Stad Arnhem. In de namiddag werden duizenden paratroepen gedropt in omgeving Oosterbeek, Wolfheze en op de Ginkelse heide. Dit waren de helden van de eerste Britse luchtlanding divisie, die de brug over de Rijn moesten bezetten en openhouden voor geallieerde troepen die van uit het zuiden optrokken naar Duitsland en Nederland zouden bevrijden. Bouke Reijenga en zijn familie zaten in een ware hel, tussen de Duitsers en de Britten.

Op dinsdagmorgen kwam een Duitse officier bij ons in huis en beschreef de situatie. We moesten zo spoedig mogelijk vluchten want er kwam bataljon die dag en wij zaten daar midden in. Dinsdag 19 september middags vertrokken wij naar Huissen ongeveer 4 km van Arnhem Zuid. Daar hebben we 13 dagen bij een boer in de schuur met 30 tot 40 mensen  geleefd tussen de koeien in het stro. Rondom ons heen was het een ware hel, en het werd steeds moeilijker. Vader en twee andere mannen die de leiding hadden besloten op 2 oktober om terug te vluchten naar Arnhem, waar de strijd in tussen was beëindigd. De Engelse paratroepen kregen geen hulp van het grote leger uit het Zuiden en het kostte bijna 1800 levens. Op onze vlucht kwamen we bij de brug die werd bewaakt door de Waffen SS, na wat pleiten mochten we met vijf personen de brug over. Dit was een heel gedoe want we waren met minstens 30 mensen. Zes kleine groepjes trokken door de verwoesting heen, door een totaal lege stad op weg naar het kleine plaatsje Otterloo, en van daar naar Garderen waar we tot eind November zijn geweest. Bij die tijd was het duidelijk dat de bevrijding nog lang niet zeker was.

Vader besloot om terug te gaan naar Heeg. Lopend, paard en wagen, een Duitse auto van alles werd gebruikt om ons door de  Noord Oostpolder naar Lemmer te brengen. Oom Piebe Reijenga woonde daar en dus hadden we eindelijk een veilige plaats. Van de Lemmer zijn we weer in Heeg terecht gekomen, en daar hebben we tot de bevrijding tegen over de winkel van Botte de Jong bij meneer Lankhorst op de tweede verdieping gewoond. 1944-1945 was een strenge winter, en in Holland stierven de mensen van de honger. Er kwamen boten met hongerlijders in Heeg aan de Nieuwewal en sommigen vonden een plaatsje in Heeg. In Heeg was in de winter 1944-1945 veel activiteit met de binnenlandse strijdkrachten (NBS). Er werden wapens gedropt in de nacht en de geruchten van bevrijding werden steeds luider. Iedereen zag met verlangen uit naar die dag. Maar het was mei 1945 voordat ons hele land officieel bevrijd was. De eerste Canadezen kwamen met een Harly Davidson motor op het Plein bij Hielke Visser. De vlaggen kwamen weer voor de dag, en het Wilhelmus mocht weer gezongen worden. Overal werd gedanst en het was een uitbundige feestviering, na bijna vijf jaren van oorlog en bezetting. Ik weet niet meer de datum dat onze familie terug keerde naar Arnhem, maar het was niet lang na de bevrijding. We gingen met de vrachtauto van de gebroeders Walinga met andere evacuees naar Arnhem. De stad was zwaar beschadigd en ons huis was verbrand. De muren stonden er nog, maar verder was er niks meer. Vader vond snel werk in de bakkerij van Mook. En vond ook snel een beschadigd huis waarin we konden wonen. Er was een groot gat in het dak door een granaat, maar dat werd al gauw gerepareerd en het belangrijkste we hadden onderdak. Langzaam maar zeker kwam het leven weer op normaal niveau.

Durk onze oudste broer werd typograaf, Klaas ging naar de ambachtsschool en later naar de Marine luchtvaartdienst voor zes jaar. Ik kwam op de Mulo en kwam iedere zomer naar Heeg met vakantie en werken bij oom Haring Poepjes. Vader Bouke werkte in de bakkerij in Arnhem, later werkte hij op vliegveld Delen als kok. En daarna als chef kok op kasteel Zijpendaal bij de hoge Pieten van het leger. Na een landbouw cursus vertrok ik op 1 april 1955 naar Canada. Broer Klaas kwam in juli 1957 naar Canada, en Vader en moeder kwamen in 1964. Het was een ontroerende ontmoeting voor onze Heit om zijn broers en zuster in Amerika te zien, een broer en een zus waren overleden. We hadden een reünie van Reijenga’s en Kuiper familie in Wisconsin Amerika. Er waren zoveel familieleden dat ik de tel kwijt raakte. Heit Bouke begon in Canada een bakkerijtje met een winkeltje, en Mem en ik verkochten zijn producten op zaterdag op de markt. Heit en Mem hebben verschillende keren Holland bezocht nadat ze met pensioen gingen. Onze oudste broer Durk was in Nederland gebleven, is in 2001 overleden in Meppel. Heit is in 1978 overleden en Mem in 1985.

Het is wel wat een lange brief geworden. Dit verhaal over de geschiedenis van één Hegemer familie.

Groet van Teade en Klaas Reijenga.

Ondergetekende is met vriend, Renze H. Veenstra  samen op bromfietsen in 1951 een paar dagen naar de familie Reijenga in de Huissense straat in Arnhem Zuid geweest. Teade had geen bromfiets, maar met twee brommers en een fiets kwamen wij op verschillende plekken in Arnhem, onder anderen het Open lucht museum. En naar de Elterberg over de grens in Duitsland. Het waren een paar leuke dagen. De volgende dag hebben wij Teade op zijn fiets mee naar Heeg getrokken.

Foeke Kuiper