Column

24 december 2014

in Verhalen

Ongelijkheid, een twist onder economen

Deel I: Globalisering en markten
In de eerste week van november j.l., werd ons land overspoeld door economen van internationale allure. Dit veroorzaakte weer verhalen van tal van huis-economen in de landelijke en regionale dag- en weekbladen. Hét item van discussie en voordrachten was en is de ongelijkheid van inkomen en vermogen, waardoor een kloof dreigt tussen haves (rijken) en have-nots (armen).

Economie in een democratische rechtsorde is bedoeld als wetenschap die bestudeert hoe de geldelijke middelen zodanig worden besteed dat de samenleving in zijn totaliteit profiteert in termen van welzijn en welvaart. Een wat uitvoerige definitie die evenwel niet door iedere econoom op dezelfde wijze wordt ingevuld. Een te grote tegenstelling tussen arm en rijk veroorzaakt maatschappelijke problemen op het gebied van integratie en democratie. Wanneer het bedrijfsleven met o.a. internationale handelsmissies (globalisering) autonoom kunnen opereren dreigt ontwijking of zelfs aantasting van de rechtsorde en democratische controle.

Eén van de economen die ons land bezocht critiseert dan ook het megahandelsverdrag van de EU met de VS (TTIP) juist vanwege de totaal verschillende uitgangspositie tussen de grootmachten o.a. op het terrein van gezondheid (zorg), milieu en veiligheid. Zijn naam: Joseph Stiglitz, Amerikaans Nobelprijs winnaar, was vele jaren topeconoom bij de Wereldbank, werd ontslagen bij die bank door te wijzen op de maatschappelijke gevolgen van het moderne financiële kapitalisme.

De Tsjechische econoom Tomas Sedlacek hield vrijdag 7 nov. j.l. de tweeëndertigste Van der Leeuw lezing. Hij schreef de bestseller die eerder in een column ter sprake is geweest “De economie van goed en kwaad”, 2012. Een boek zonder statistiek en formules, zonder tabellen maar een “zoektocht naar economische zingeving van Gilgamesj tot Wall Street.”
Een klein voorbeeldje uit zijn boek: In het OT kwamen de Herbreeërs op de gedachte dat goede en slechte jaren, de economische conjuncturele cyclus, het gevolg was van morele factoren. Jozef interpreteert de droom van de farao in Egypte in macro-economische zin: zeven jaren voorspoed zullen worden gevolgd door zeven jaren armoede, hongersnood en ellende. Met andere woorden in gunstige welvaartsperioden moet gespaard worden voor crisis-tijden. Om toekomste generaties te vrijwaren van ellende moet de (economische) groei noodzakelijkerwijs beperkt zijn. Verspilling van natuurlijke hulpbronnen is verboden. In Nederland wordt onze economie voor een belangrijk deel op poten gehouden door inkomsten uit gaswinning, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Noorwegen.

Oorspronkelijk was vooruitgang een spiritueel concept schrijft Sedlacek, “tegenwoordig bezien wij de vooruitgang bijna uitsluitend in economische en wetenschappelijk-technologische termen”. De Talmoed voorziet in de plicht om voor de zwakkeren in de samenleving te zorgen. Tienden, aalmoezen, jubeljaren (kwijtschelden van schulden en land dat wordt teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren) moesten zorgen voor een stabiele maatschappij en een basaal vangnet.

Zo onderzoekt Sedlacek de morele dimensie van de economie ten tijde van de Sumeriërs (Gilgamesj), het OT, het Oude Griekenland, het Christendom, Descartes’ opvattingen, die van Bernard Mandeville en Adam Smith. Hij strijdt vooral tegen economen die weten hoe het zit, die zeggen: “Wij zien de toekomst wij weten wat goed is (voor de markt) en wat goed is voor de markt is goed voor iedereen. Markten zijn niet van God gegeven, het is allemaal mensenwerk, het zijn onze eigen handen die zowel goed als kwaad doen. Onze mythische godheid, de alwetende, buitenrationele en alom tegenwoordige markt, de God van onze geglobaliseerde wereld, onze goddelijke ongeorkestreede orkestrator –die bestaat niet.” (VK 8 nov. j.l.)

In een volgende column zal ik met name de econoom Thomas Piketty, die eveneens in ons land optrad, zelfs in het parlement, bespreken in deel II:  Ongelijkheid, inkomen en vermogen.

MJvSt