Piet de Vries en Wybe de Bock waren allebei zzp-er in Heeg rond 1920.
Piet was koperslager. Koper was toen een makkelijk materiaal om te bewerken en het roestte niet. Het was het metaal waar gebruiksvoorwerpen van werden gemaakt zoals emmers, ketels en aden, dat waren langwerpige platte schalen, die de boeren vroeger gebruikten om de melk te laten opromen. De room werd er af geschept, om daar boter van te karnen. Maar naast zijn werk maakte Piet voor hem zelf een roeiboot, waar ook mee gezeild kon worden. En hij werkte ook aan een heel kleine stoommachine, die toen die klaar was, ook echt werkte. Met die stoommachine ging hij in 1907 naar een tentoonstelling van huisvlijt in Sneek, en dat werd gewaardeerd met een medaille. Daarna bouwde hij een veerboot na, klein, met daar in een echt werkende stoommachine. In 1913 ging hij daarmee naar Workum, naar een tentoonstelling van Huisvlijt, en ook daar werd hij beloond met een medaille.
Dit vertelde mij zijn derde zoon Bouwe, die het jammer vindt dat de twee kunstwerken niet meer in de familie zijn.
Een bekend Hegemer U.G. schreef, Piet Koperslager had een stoombootje gebouwd, van een meter, met stoommachine daar in. En gaf daarmee een demonstratie schitterend mooi.
Maar Wybe de Bock was toen ook een alleskunner, waar hij de vaardigheden geleerd heeft is niet bekend, vermoedelijk heeft hij op de scheepswerf gewerkt. Wybe was de zoon van Atte de Bock die woonde en had een werkplaats in de Boterhoek. Daar repareerde hij stoelen met rieten zittingen. Atte miste zijn rechter voet, en had daarvoor in de plaats een houten prothese, in de vorm van een paaltje. Met het kievietseieren zoeken had Atte een conservenblik aan de prothese voor het wegzakken in het weiland. Wybe hield van muziek, hij speelde orgel, en fluit, en hij had toen een grammofoon platenspeler. Deze had hij met mooi weer zondags in het grasveldje om muziek te maken. Hij maakte rond 1930 een waterfiets, die je ook van hem kon huren. Klokken repareerde hij ook. Fotograferen was ook zijn hobby , als flitslicht gebruikte hij een magnesiumvlam. Deze foto’s ontwikkelde hij in een donker kamertje in zijn werkplaats. De foto van Piet de Vries is ook door Wybe gemaakt. Eén ding hield Wybe bezig, hij wilde een perpetuum mobilé maken, dat was een apparaat dat van uit zichzelf altijd in beweging zou zijn. Elke keer wanneer hij dacht dat hij de oplossing had gevonden, dan werd hij plotseling onwel, en was hij het weer kwijt, zo vertelde hij graag. In de donkere dagen van de winter, organiseerde Wybe in zijn werkplaatsje een paar spelavonden voor de jeugd. Dat hield in, een paar sjoelbakken en balgooien door een rond gaatje in een schotje met daarachter een kleedje. Wybe zijn verdienste was een klein gedeelte van de inleg aan het spel. De toeloop was groot en gezellig, in het werkplaatsje was het blauw van de rook, aldus de bejaarde Hegemer F.A.
De tweede wereldoorlog bracht moeilijkheden mee, Piet de Vries kon geen koper meer kopen, en de burger moest koper inleveren voor de Duitse Wehrmacht. Piet moest overschakelen naar het maken van kachelpijpen, en noodkacheltjes, gemaakt van melkbussen, voor de huisvrouwen omdat er geen peterolie meer te koop was, om te koken op een peteroliestel. Piet stookte ook de centrale verwarmingsketel van de Gereformeerde school, ook dat werd steeds moeilijker omdat er geen zwarte brandstof meer te koop was. Piet en Wybe waren beide handig in het repareren van lekkende dakgoten, potten, pannen, en ketels voor huisvrouwen. In 1962, Wybe was toen al 70 jaar, was er nog geen AOW. Gelukkig zag Wybe kans om op een groot dak, een mastiek dakbedekking te leggen, met daarop een grindlaag , om zo nog wat te verdienen. Hij deed dit samen met timmerman Y de Boer. F.K.