Het verhaal van een Heegemer die O.V.W.-er werd na de tweede wereldoorlog

10 juli 2019

in Verhalen

 

Na de onderduik periode en bevrijding zou ik weer aan het werk bij mijn baas, daar zei ik dat ik eigenlijk ook wel bij de O.V.W. (oorlog vrijwilliger) wilde worden, dat werd toen met grote pamfletten aanbevolen, dat avontuur leek mij wel wat., die baas zei wat let je, straks moet je toch in dienst. Ik gaf me toen in Sneek op als vrijwilliger en daar werd gezegd dat ik slager zou worden in dienst, nou mooi niet dus.

Wij werden met vrachtwagens naar Brabant vervoerd en daar gelegerd in barakken waar ook Duitsers en de arbeidsdienst in had gewoond. Wij moesten het daar goed schoon boenen, en kregen daar als uniform een overal en een paar klompen. Wij waren fanatiek en naaiden een stuk stof met Nederland daarop op de overal, en een leeuwtje op de mouw. Oude rotten van het vorige leger leerden ons exerceren op klompen. Toen ik militair was ging ik naar de dokter, want ik had al vier jaar een open wond aan het rechter been.

Zuster van Smirden de wijkverpleegster in Heeg heeft het nooit dicht kunnen krijgen. Die dokter stopte mij in een ziekenbarak en na vier dagen was de wond dicht. Wat was ik daar verschrikkelijk blij mee.  In Breda kregen we toen allemaal een echte Canadese  uniform heerlijk. Via Calais-Dover-Wolverhampton kwamen we in Glasgow, Schotland en kregen daar een opleiding van het Engels Kader (secreten waren het) Een zware opleiding alles ging in looppas, hollen naar de wasbak. Hollen naar de eetzaal, hollen naar het exercitie veld en naar de stormbaan. Gewoon lopen mocht na de dienst. We hadden maar één uniform en daar kropen we mee door de hei en modder en plassen, en daar moesten we avonds mee de stad in dat was wel een hele toer. Samen kochten we een strijkijzer en droogden en persten daar ons kloffie mee.

Toen minister Meinen van defensie een keer kwam is er een delegatie heen geweest om over het bar slechte eten te klagen en schooiden om een tweede uniform. Het eten werd iets beter en we kregen ook wat kleren Engels Canadees Amerikaans met soms bloedvlekken der nog in (oude rommel dus)

Lange marsen soms twee dagen. Dan sliepen we in een jachthaven zo op de planken boven het water  en ‘s morgens vroeg weer op, en weer stappen bergje op bergje af. En toch deed  ik het allemaal met plezier, alleen het verplichte boksen was ik niet kapot van een lel voor je hersens is niet zo lekker. Voor onze 1 pond8 =28 shilling konden we het wel doen. Vis en chips voor suspense en in de kantine had je voor suxpense een bord vol allerhande cakes. Dat we kwamen ondanks alles met dikke koppen thuis. Na de opleiding werd de helft van ons peloton Lance Corp. Met één streep. Twee van onze dertig man werd metéénkorporaal met twee  strepen waarvan ik één was. Ik liep met een krul in de staart. Zo kwamen we terug in Holland waarna een kort verlof de dienst begon in Assen waar we de instructeurs werden van de eerste dienstplichtigen. Na de eerste opleiding marcheerden we naar de stad waar Koningin Wilhelmina een rede hield en ons de naam gaf Eerste Divisie 7 December.

Na de tweede opleiding gingen we al gauw richting Indonesië. Ik was bij de kwartiermakers daar had ik om  gevraagd  want ik was nog altijd bang dat het feest niet doorging. Heel eerlijk ik ging niet uit principe ik was een avonturier je bent jong en je wilt wat. In Amsterdam op de “Klipfontein”, een oude vrachtboot waar ze een troepenschip van hadden gemaakt. In de ruimen waren kribben, vier hoog, met de neus tegen een ander zijn rug aan. Voorop het schip een kraantje en achterop ook een kraantje met zoet water. We moesten heel lang in de rij staan voor een mok water om je tanden te poetsen en te drinken. Geregeld hadden we een sloepenrol (een soort appél) gewoon appél. Gymnastiekoefeningen. Les in hygiëne Maleisische les enzovoort. Toch wel Een mooie reis. Stom dat ik was ging ik op de Middellandse Zee eens in de korte broek  in de schaduw op het dek liggen waar ik in slaap viel. Toen ik wakker werd lag ik half verbrand, wat een pine dokter!.

In Priok ontscheept. Een prachtig land met hele fijne aardige mensen. Een groot gedeelte van de jeugd ging zich bewapenen om vrij te worden, van mij mocht dat. Met behulp van Amerika- Engeland – Australië is dat ook gelukt. Wij hadden heel Indonesië bezet maar onze  regering zwichtte voor de genoemde landen en gaf zich gewonnen. Het was soms mooi maar ook vaak gevaarlijk verschrikkelijk eng, ik ben vaak heel bang geweest, niet laf maar bang. Maar genoeg hier over Ik heb er nooit over gepraat, ik schrijf er ook niet over, de meeste mensen geloven het niet en begrijpen het niet. Wij waren toch de verliezers en net als de Vietnamveteranen niet in tel.  Na drie lange jaren konden we in Priok weer aan boord gaan, nu op een mooier passagierschip uit Schotland De “Empire Brent” en in Amsterdam weer aan land gaan en naar de familie in Friesland afreizen.

Dit verhaal las ik in een levens beschrijving van de oud Heegemer, U.Grondsma. Zijn zoon Hendrik had geen bezwaar dat het in de Sylboade kwam.    

F.K