Aakschipper: Jarig Rintjes Fortuin, een van de laatste Hegemer palingaakschippers

5 februari 2020

in Verhalen

Sub titel: Fortuin van boer tot (aak)schipper, in fam. verband gezet.

Dirk Rintjes Fortuin, geb. 09 juli 1885 te Heeg, 29 jaar timmermansknecht te Woudsend,  z.v. Rintje Durks Fortuin, Bèstfeint wonend te Heeg en Woudsend, overleden en Fokje Jarigs Bijlsma, koopvrouw te Woudsend, huwt op 15 mei 1915 te Heeg/Wym brits. met Trijntje Jetzes de Boer, 29 jaar huishoudster te Heeg, d.v. Jetze Ykes de Boer, arbeider bij de palinghandel te Heeg, vanaf 1903 gemeente wegwerker te Heeg, met bijnaam “Swartte Jetze de Dykwerker”, en Grietje Rimmers Schotanus, overleden.(de fam. de Boer komt oorspronkelijk van Gaast-Ferwoude en via Laxum en Hieslum naar Heeg gekomen, zat generaties lang in de vis). In 1903 wordt hij wegwerker; Jetze en Grietje zijn mijn oerpake en beppe. In hun lijn zit Linze Johannes Fortuin, z.v. Alle Anskes (Fortuin) geh. met Tjitske Linses. Na 1914 was er geen nieuw werk meer bij de palinghandel, dat was een aflopende zaak. Jarig Rintjes Fortuin, geb. 01 sept.1883  te Heeg, 26 jaar  Schippersknecht/Bèstfeint wonend te Woudsend, z.v. Rintje Durks Fortuin, overleden en Fokje Jarigs Bijlsma, koopvrouw te Woudsend,  huwt op 21 mei 1910 te Woudsend/Wym brits. met Nantje Berends van der Bosch, geb. 18 nov.1887 te Oudega H.O.N, 22 j. dienstmeid te Woudsend, d.v. Berend Lubberts van den Bosch, “arbeider” en Sjoerdtje Gabes de Jong te Oudega H.O.N., een knooppunt met palingopslag, Jarig is Bèstfeint op de “Heeg”. Jarig en Nantje, waren de grootouders van o.a  Nannie en Wyp  (overleden) en Lieneke Ages Visser in Heeg.

Jarig Rintjes wordt begin 1956 (74 jaar), als langstlevende Hegemer aakschipper, thuis onder het boontjes plukken geïnterviewd, de Lw.Courant, wilden van hem nog eens horen, hoe het er werkelijk “op en toe ging” op die aken naar Londen; en hij was hun laatste kans, hij was een ooggetuige.  Hij vertelt, dat hij in Heeg geboren is, en tot zijn 23ste opgegroeid is in Woudsend, waar vader Rintje, schipper op een Palinghaler is. Vervolgens komt hij weer in Heeg, monstert aan, bij zijn oom Anne Durks, op de aak de  “Heeg”, als lytsfeint/kok, waarna hij na een paar jaar bèstfeint/stuurman wordt, in het aakjargon verbasterd tot “besfeint”. Ook dat heeft hij een aantal jaren gedaan, naast en onder zijn oom Anne, die maakt rond 1914 zijn laatste reis naar de Oostzee met deze aak, in WO I wordt niet op Londen gevaren, waarna Jarig in 1817 deze aak van hem overneemt, hij zal er tot in 1928 schipper op blijven. Vertelt over het varen op Londen en de Oostzee, voor en na deze oorlog 1914-1918; er voor, op en neer pendelend, Heeg-Londen v.v., er in, wordt niet gevaren, er na, was het “overwinteren” in Londen, terwijl hen de paling wordt bezorgd door de lijndienst Harlingen-Londen, die de paling in kisten, op smeltend ijs, als deklast vervoert. Het herstel van de handel blijft beperkt, wordt niet meer wat het eerder was. Dit betekent, het winter halfjaar in Londen liggen.

Hij heeft het over het “bijliggen” bij stormweer, “onder de wind liggen”, is haaks bewegen op de windrichting, met klein zeiltje en stormfokjes, het niet uit de kleren komen enz. enz. een hard leven, zonder er rijk van te worden.

Toen Jarig, rond 1907, op de aken kwam, werkten daar nog 33 man bij de Firma Visser Heeg, dat wordt er gaandeweg steeds minder. Op de vraag: “wat mist u het meest van die aaktijd”, antwoordt hij: “Mijn dagelijkse portie vlees aan boord”. De kost aan boord was onbesproken, dagelijks een half pond vlees p.p., de kost en inwoning (op de aak) is gratis, en ontlast de huishouding! Hij vaart, net als bij zijn oom Anne, in de late zomer tot de winter invalt, op de Oostzee-route als palinghaler, om winterdag in Londen te blijven liggen, waarna in het voorjaar nog op Londen gevaren wordt met de in Heeg en Gaastmeer opgeslagen winteraal uit de Oostzee.

Zomer 1928, wordt Hindrik Eyer, de laatste schipper op de “Heeg”, jan.1932 wordt ze opgelegd, en uit de vaart genomen,  jan. 1933 volgt de laatste aak, de “Korneliske Ykes”, het zelfde lot. In1938 verlaat Hindrik Eyer als laatste Londen, heeft de laatste lêger, de “Maria” verkocht samen met de stalen “Thames”. (1928-1933 is de periode van Jan Zetzema, op de “Korneliske Ykes”, die later in 1976 zijn boek “de Friese Palingaken” uitgeeft, waar de interviewers van de LC,  in 1956 al naar uitkeken). Tijdgenoten: Wiebe Mulder en Hindrik Eyer en de knecht op de Londense lêger(s), Ytzen Feites Terpstra, mijn oom.

 Jarigs vader, Rintje Durks Fortuin, geb. 21 aug. 1858 te Stavoren, 23 jaar Bèstfeint,  met de omschrijving in de akte: “aakschippersknecht te Heeg, wonend te Woudsend”,  z.v. Durk Annes F(V)ortuin, Schipper te Woudsend, en Baukje Klazes Tep(pe)ma, te Woudsend, trouwt op  22 okt. 1881 met Fokje Jarigs Bijlsma, 23 jaar geb. te Woudsend, d.v. Jarig Jacobs Bijlsma, grofsmid, en Froukje Berends Postma wonend te Woudsend.  De geb. akten Woudsend/Wymbrits: 02 apr. 1882 Baukje Rintjes, vader Bèstfeint, woont  in Woudsend; 01 sept.1883 Jarig Rintjes, vader Bèstfeint, woont in Heeg; 09  juli 1885 Dirk Rintjes, vader Bèstfeint, woont in Heeg, Overl.akte Woudsend/ Wymbrits.: 06 juni 1888 Rintje Durks Fortuin, nog geen 30 jaar oud, overlijdt ‘s morgens om 07.00 uur  in Woudsend,  van beroep, Schipper, op een Amsterdammer of Zuiderzee aak?  Huw.akten Woudsend/Wymbrits.: 20 okt. 1906 Baukje Rintjes, 24 jaar dienstbode te Sneek, huwt Alderd Tjallings van der Wal, 25 jaar “arbeider” te IJlst, z.v. Tjalling Alders van der Wal, machinist en Trijntje Nauta , te IJlst. 21 mei 1910 Jarig Rintjes, 26 jaar schippersknecht wonend te Woudsend en, 15 mei  1915 Dirk Rintjes, 29 jaar timmerknecht te Woudsend, huwt Trijntje Jetzes de Boer, zie eerder.

De fam. lijn van: Dirk (Durk)  en Jarig Rintjes, zonen van Jarig Rintjes, aakschipper, en Nantje Berends van der Bosch; z.v. Rintje Durks, bestfeint en Fokje Bijlsma, Woudsend en Heeg, schipper te Woudsend Palinghaler, broer van Anne Durks Fortuin, 1852-1917, geh. met Trijntje en Taedtje van der Werf; zonen van Durk Annes Fortuin, 1825-1886, geh. met Baukje Klazes Teppema (aakschipper Gaastmeer); z.v. Anne Alles  Fortuin, schipper <1794-1863 geh. met Geertje Visser; z.v. Alle Anskes Fortuin schipper te Heeg <1774-1820 geh. met Tjitske Linses en Fokeltje Doens; z.v. Anske Jans, in 1749 boer te Heeg, ±1724 – ±1785, geh. met Hotske Hilles; z.v. Jan Gerrits, coterboer te Oosterend,<1695-1725, geh. met Hiltje Wabes; z.v. Gerrit Anskes, boer te Goënga, 1660 -<1743 geh. met Beike Everts; z.v. Anske ± 1616-<1664. Een  boeren familie, wordt een schippersfamilie “pur sang”, te  Heeg,  Workum en Woudsend.

Froukje Fortuin-Brandenburg, 84 jaar oud, de weduwe van Anske Sybrens Fortuin  met haar gezin, was het laatste zeilend “schippersche” op een vracht zeiltjalk, n.l. de “Goede Verwachting”, 93 ton, in 1963 te Heerenveen opgelegd. Anske Sybrens, was de kleinzoon van Anske Ruurds Fortuin en Lipkje Sybrens Reyenga van Heeg, Zij zijn uit de tak van Alle Anskes en Fokeltje Doens. Dit laatste zeilende vrachtschip, had een toepasselijke bijnaam, door het luidruchtige gedoe van de bemanning onder elkaar bij het zeilen,vooral bij brug passages enz., dan hoorde je het schip naderen, voordat je het zag, men noemde het  in de volksmond daarom, “It Helleskip”. Ik weet dit nog als kind, als ze bij ons voor langs voeren, we woonden daar, in het laatste huis op de Verste Helling aan It Far tot 1963.

Een andere, vergelijkbare familie was, “Van der Schuit” van Heeg, ook die zaten in de paling, voor het vervoer daarvan, waren veel binnenschippers nodig, in loondienst of veel vaker, voor eigen risico varend, met het schip in huurkoop van de reder. Als 1st, Meye Bendix (v/d Schuit) * 1744, geh. 1772 met Wypk Annes (Wygers) Visser.

Feite Terpstra