Indonesie – deel 2

6 juli 2011

in Verhalen

We verplaatsen ons kriskras over Java – van west naar oost ca. 1050 km lang en noord/zuid 55 tot 200 km breed – en zien de gekste dingen onderweg. Van levende ganzen die vast gebonden achterop de brommer hangen, aangeklede apen met masker op en sigaret in de bek een kunstje doen op muziek van zelfgemaakte instrumenten van blik en hout van z’n baas tot travestieten die sexy over straat paraderen.

Kortom vervelen is er niet bij en anders vertelt gids Sonya wel een verhaal, dat vanwege haar zinsbouw tot hilarische uitspraken leidt. In Cirebon aan de noordkust maken we onder strenge bewaking een rondje met de bus over het haventerrein – een bewaker in de bus en voorop in de jeep een mannetje met tig strepen op z’n uniform, al waren we de grootste boeven – waar nog enkele helaas vervallen oude VOC gebouwen staan en op het armetierige strandje mogen we zelfs even met onze tenen de Javazee voelen.

Voor de verandering verplaatsen we ons een halve dag per trein. Het station van Cirebon lijkt wel een marktplaats, overal op de perrons zitten mensen die een keur aan exotische etenswaren verkopen. Ook in de trein komt er een heel leger verkopers met maandenvol handel langs. Eenmaal onderweg glijdt het mooie groene landschap aan ons voorbij. Op de rijstvelden werken mensen van top tot teen in kleding gehuld en op het hoofd een bamboehoed. Vlak langs het spoor liggen op matten rijstkorrels te drogen en ook de was ligt op hopen stenen uitgespreid te drogen. In de dorpen staan kinderen de trein op te wachten in de hoop dat ze iets toegeworpen krijgen, en daar ons lunchpakket zo rijk gevuld is gaat er heel wat door het raam. In de wagons is het onderhand een slagveld geworden daar de locals het afval gewoon op de grond gooien. In Purwokerto pikt de bus ons weer op en rijden we door de bergen naar Wonosobo in het binnenland van Midden-Java. Vanwege een tropische bui zien we maar weinig van wat een prachtig route had moeten zijn, alles is in nevel gehuld.

We bezoeken het Dieng Plateau (2000m) via een mooie route met steile terrassen waarop aardappels, kool en uien worden verbouwd bereiken we de ‘woonplaats van de goden’. Het plateau is eigenlijk de krater van een uitgedoofde vulkaan, waar in de 8ste eeuw hindoetempels werden gebouwd, gewijd aan Shiva hindoegod van de schepping en vernietiging. Op het plateau bevinden zich kokende modderpoelen, die wolken zwaveldampen veroorzaken en je geen hand voor ogen ziet. De avonturiers komen hier ook weer aan hun trekken, met een aantal klauteren we een berg op om deze natuurwonderen van bovenaf te bewonderen. Als laatsten komen we weer bij de bus en worden we verzocht om voortaan bij de groep te blijven. We vragen om dan toch eens een tijd af te spreken… nee dus.

We zetten koers naar Yogyakarta (Yogya) en bezoeken onderweg de Borobudur het grootste Boeddhistisch ‘heiligdom’ ter wereld. Gebouwd – zonder cement – tussen ca. 750 en 825 in de vorm van een Boeddhistische mandala, de weergave van de kosmos. De basis is 123 m bij 123 m en is rond een heuvel van 35 m hoogte gebouwd.

Het bestaat uit 6 naar boven toe kleiner wordende terrassen en daar bovenop 3 ronde terrassen, de basis is de wereld en de top is de hemel, het nirwana. Om het nirwana te bereiken, moet je hoge treden beklimmen voor ons ‘reuzen’ al inspannend,

laat staan voor de kleine mensen hier. Op de reliëfs van de galerijen zie je scènes uit het leven van Boeddha en taferelen uit het dagelijkse leven. Of het complex verlaten is door vulkaan uitbarstingen of door de komst van de islam in de 15de eeuw, in de 19de eeuw is het vanonder de jungle en een laag vulkanische as tevoorschijn gehaald en gerestaureerd, en staat het sinds 1991 op de Werelderfgoedlijst van Unesco. De Borobudur is net weer ontdaan van de as van de vulkaan Merapi (2968 m) veroorzaakt door de uitbarsting in november 2010. De souvenir verkopers zwermen als bijen om je heen en prijzen hun waar aan. Je raakt ze niet gauw kwijt en je moet altijd afdingen. Als je niks wilt kopen gewoon doorlopen, blik op oneindig en vriendelijk blijven. Indonesiërs laten nooit blijken of ze kwaad zijn, ze blijven beleefd en vriendelijk. Je maakt heel makkelijk contact met de bevolking.

Vervolgens rijden we door een half verwoest dorp, waar de Merapi – de actiefste vulkaan van Java 30 km ten noorden van Yogya – een spoor van vernieling heeft achter gelaten. Beschadigde palmbomen, een omgeploegde rivieroever en overal grote brokstukken meegevoerde stenen van soms 1½ m doorsnee. De plaatselijke bewoners slaan er munt uit en wordt er in stalletjes van alles te koop aangeboden met op de achtergrond de Merapi met z’n eeuwige rookpluim.

En wij ramptoeristen stoppen stenen en as in onze zakken…

Ons hotel in Yogya is weer een sprookje (zoals alle hotels en altijd met zwembad) met prachtige beelden in de binnentuin en voor iedere kamer een zitje waar thee met wat lekkers staat als je van een tour terugkomt. In en om Yogya, culturele hoofdstad van Java, is veel te zien. Per becak – hier zijn duizenden fietstaxi’s – toeren we temidden van auto’s en brommers door de stad. Bezoeken het kraton, in 1755 werd met de bouw van dit paleizencomplex begonnen en is rond dit paleis Yogya ontstaan. Bij een van de vele zilversmeden volgen we het productieproces van filigreinwerk, laten onze eigen sieraden eens flink onder handen nemen en schaffen enkelen zich nieuwe sieraden aan. In een batik atelier zien we hoe door het bewerkelijke proces van batikken de mooiste motieven op stof worden aangebracht, en is de verleiding om te kopen groot. Bezoeken ’s avonds in een openlucht theater een prachtige voorstelling van het Ramayana ballet – het Romeo en Juliaverhaal – op de klanken van gamalan muziek worden gehuld in mooie gewaden en de mannen voorzien van maskers dansen met katachtige bewegingen uitgevoerd. Schitterend!!! Dat Javanen een kunstzinnige volk zijn blijkt uit alles.

We nemen een kijkje in de badplaats Parantritis 30 km ten zuiden van Yokya aan de Indische Oceaan. Op het steil aflopende strand genieten drommen mensen van de woeste branding, zwemmen is te gevaarlijk alleen maar pootjebaden – nee, niet in badkleding – en vervolgens door een golf overspoeld kletsnat worden (ook wij).

Je hebt natuurlijk onder de tropenzon ook niet de behoefte om in de zon te liggen bakken. De zon staat loodrecht boven je en heb je niet eens schaduw van jezelf. Bovendien hebben de Indonesiërs van nature al een mooie getinte huid, echter Indonesië is een smeltkroes van etnische groepen en is de huidtint heel divers. Vanwege de islam mogen vrouwen ook niet in badpak zwemmen, hoewel ze niet verplicht zijn om een hoofddoek te dragen. De islam op Java is een gematigde vorm het is vermengd met elementen uit het hindoeïsme en het animisme (alles heeft een ziel, zowel mens, dier, plant en voorwerp).

Mariet Swart (wordt vervolgd)