Column

5 november 2013

in Verhalen

Pleegt het Heilige Boek der Joden en Christenen plagiaat?

De Bijbel wordt wel aangeduid als het Woord Gods, alsof God zelf de hand vasthield van de bijbelschrijvers, intussen is dit nog de visie van ultra-orthodoxe richtingen. Hierbij wordt vaak verwezen naar het evangelie van Johannes (NT) met het beroemde eerste vers: “In het begin was het Woord, het woord was bij God en het Woord was God” (NBG 2004).

Een aantal archeologische vondsten hebben ervoor gezorgd dat zowel het OT als het NT in een wat ander daglicht komen te staan. Voor de interpretatie van het OT is vooral het summerische kleitabletten handschrift van belang dat verscheen onder de titel “Het Gilgamesj epos”, gepubliceerd vér vóór de oudtestamentische teksten in Mesopatomië, waar ook Abraham vandaan komt.

Het plagiaat zou eruit kunnen bestaan dat de bijbelschrijvers op de hoogte waren van dit epos, een soortgelijke schepping hebben overgenomen, zowel als dezondvloed (bij het epos nog grote vloed genoemd) en het verhaal van de slang in het paradijs, in Gilgamesj onderneemt hij een reis om de onsterfelijkheid te bereiken, maar de slang verhindert dit uiteindelijk. Zoals bekend vooroorzaakt de slang in Genesis 3 de val van de mens in zijn zondige staat, althans volgens de Joodse en christelijke theologie.

Het scheppingsverhaal, de grote vloed en de zondeval (slang) zijn dus overgenomen uit een eerder in de tijd verschenen geschrift. Professor den Heijer, exegeet van het NT en bijbelse theologie, spreekt van bewerkingen van eerdere verhalen en is de term plagiaat niet van toepassing. Trouwens de letterlijkheid staat al veel langer onder druk, maar heeft theologisch gezien – God als schepper en de zondige mens – nog weinig effect gesorteerd.

Uiteraard is er een doorwerking naar het NT, waarin de zondige mens gered wordt door Jezus’ kruisdood in een zogenaamd nieuw verbond. Ook hier geven archeologische vondsten (Dode Zeerollen in Qum Ran en De Nag Hammadigeschriften gevonden in Egypte) een wat andere kijk op de evangeliën en de robuuste Jezus-bekeerling Paulus van Tarsus. Dat je in de kerk van de betekenis van deze archeologische vondsten niets hoort is verwonderlijk, tevens een gemiste kans.

MJvSt