Column: Schooladvies

13 april 2015

in Verhalen

Cito-toets en krimpgebieden

Sinds 1 maart 2015 mag de middelbare school nog uitsluitend leerlingen toelaten op basis van het schooladvies. De CITO-toets is niet meer doorslaggevend. Mochten de ouders het oneens zijn met het schooladvies, dan mag het advies alleen (omhoog) worden bijgesteld. Er zijn al jarenlang bezwaren geopperd tegen de alles zaligmakende CITO-toets.

Veel (particuliere) instituten boden hun diensten aan om de CITO-score te verbeteren door oefening. (1.) De score zou onbetrouwbaar zijn door het tijdstip van afname, vanwege stress van leerlingen, een plotselinge dip of het omgekeerde: juist een piekprestatie. (2.) De inspectie constateerde dat het schooladvies de beste voorspellende waarde bezit. De middelbare school mag de CITO-score dus niet meer gebruiken als selectiemiddel voor toelating. Daarbij zou ik zelfs in overweging willen geven: geef de vervolgschool ook geen inzage in de scores, om te voorkomen dat de leerlingen van meet af aan een stempel krijgen opgedrukt, het zogenaamde bias-effect: ter voorkoming van vooroordelen bij docenten. In de administratie van de middelbare school mag dit gegeven niet bekend zijn, dat is voorbehouden aan de inspectie en de basisschool. Nederland is toch al ‘verdacht’  dat ze kinderen aan het begin van de pubertijd (12 jaar) definitief een bepaald schooltype krijgt toegewezen, nergens in Europa vind deze verwijzing zo vroeg plaats. Dit terwijl de overgang van VMBO naar havo en havo naar VWO nergens vlekkeloos verloopt, eerder zeer problematisch.

Het mag duidelijk zijn dat kinderen van hoog opgeleide ouders en dito inkomen in het voordeel zijn bij het toewijzen naar de hogere vormen van voortgezet onderwijs: VWO, atheneum en gymnasium. De concentraties van VWO adviezen bevinden zich in de rijkere gemeenten, namelijk meer dan 25% toewijzingen in Bloemendaal, Wassenaar, Haren en Rozendaal, om er een paar te noemen.

In Friesland vinden we een aantal gemeenten met niet meer dan <10% verwijzingen, waaronder Dongeradeel, Kollumerland, Dantumadeel en Ameland (2,7%). De Stellingwerven zitten op 10-15%. Terwijl de SWH tussen de 15 en 20% scoort. Het landelijk gemiddelde ligt op 17% VWO schooladvies (bron: Dienst Uitvoering Onderwijs).

Toelating van leerlingen op zo’n jonge leeftijd naar een bepaald schooltype zou verbeterd kunnen worden door brede heterogene brugklassen (1 à 2 jaar). De tendens in het voortgezet onderwijs is echter zo snel mogelijk homogene klassen samen te stellen. Terwijl het idee van een middenschool (Van Gelder, Van Kemenade) al lang ter ziele is.

Bijkomend verschijnsel is van geografisch aard. Stedelijke gebieden geven de beste vooruitzichten op een hoger schooltype, vanwege alweer sociaaleconomische omstandigheden. De gebieden met de laagste tien percentages liggen voornamelijk in wat genoemd wordt krimpgebieden. Terwijl juist daar dorpen onderling concurreren om hun dorpsbasisschooltje overeind te houden. Het gevaar ontstaat dat halflege basisscholen staan weg te kwijnen. Overkoepelende beleidscoördinatie is hier gewenst, het CBS pleit hiervoor met name in krimpgebieden (huizen, voorzieningen, diensten en scholen).

Interessant is een studie in de VS, besproken in de vroege CBS-directeur Coen Teulings, naar sociale mobiliteit. De stijging op de sociale ladder neemt toe naarmate je eerder vertrekt uit ghetto’s, krimpgebieden en platteland naar de stad. In het miljoenenbestand van onderzoeker Chetty (hoogleraar Harvard) kun je nagaan wat de gevolgen zijn van de verhuisbeslissing van je ouders toen jij nog maar 9 jaar jong was voor jou inkomen op 30-jarige leeftijd. Je kansen om hogerop te komen nemen fors toe, zo laten de data zien. Nederland is Amerika niet, bovendien zijn de inkomensverschillen in Nederland aanzienlijk lager dan in de VS. Teulings pleit om dit onderzoek in Nederland snel over te doen en voegt er fijntjes aan toe: de mogelijkheden van onze onderklasse zijn niet zo begrensd als in het land van de onbegrensde mogelijkheden.

Concluderend kunnen we stellen dat geografische ligging, inkomen en opleidingsverschillen centrale beleidsterreinen zijn waar winst kan worden geboekt in termen van welzijn en welvaart.

 MJvanSt