Met het oog op diverse vluchten van vogels en CO2

6 september 2015

in Verhalen

De hemel boven het westen van Heeg moet wel bezwangerd zijn met ontelbare insecten als aangenaam voedsel voor de tientallen zwaluwen (sweltsjes) die hun broedplaats hebben gemetseld in de open schuren en stallen van boer Bakker.

Het lijkt erop alsof deze deltavliegers een speels dansje uitvoeren in de lucht, maar niets is minder waar: het zijn rovers die het kroost in de bolvormige nesten voorzien van hemelse lekkernijen.

Waar het mij in deze column over gaat is het vlieggedrag van diverse soorten vogels die ik gedurende enkele weken van noodgedwongen bedrust voorbij zag vliegen aan een stukje westelijk luchtruim. Verwacht geen ornithologisch betoog, eerder een impressie van vlieggedrag van een summier aantal voorbij vliegende vogels. Het luchtruim van mijn waarneming was uiterst beperkt, maar niettemin veelzeggend in z’n variëteit.

Het meest intrigerend en ruim in de meerderheid is de zwaluw die hier in voorjaar en zomer broedt. Deze vogel zie je nooit op de grond of in de bomen, hij vliegt uit als een raket en is wendbaar als een gevechtshelikopter. Verticaal stijgen, afdalen en keren is geen enkel probleem. Net als grote roofvogels, als de buizerd (mûzefalk) en torenvalk (reade wikel) zijn de vleugels direct acher de kop geplaatst, in ieder geval moet de anotomie van de zwaluw deze spectaculaire capriolen mogelijk maken, een lust voor het oog. Bij het verschijnen van deze column is het merendeel als zomergast weer vertrokken naar Afrikaanste streken om te overwinteren. Behalve weidevogels ken ik geen zomergasten die in deze streken vanuit het zuiden hun kroost grootbrengen, kennelijk is de voorraad voedself doorslaggevend. Nogmaals, mijn kennis is beperkt. De vluchten van deze jagers zijn zo talrijk dat kleine tuinvogels zoals de mus (mosk), de koolmees (blausyske) en het roodborstje (readboarstke) in deze periode vrijwel onzichtbaar zijn, het is namelijk levensgevaarlijk in de lucht doorboord te worden door deze straaljagers.
De vogelgids van Peterson geeft aan dat de zwaluwsnavel zo gebouwd is dat ze een hoeveelheid insecten tegelijk kunnen scoren om hun kroost mee te verrassen. Als ik me niet vergis heeft de zwaluw een bijzondere taktiek in huis om een kluwen insecten uiteen te drijven door er rakelings onderlangs te vliegen, te keren en in de duikvlucht de insecten te verschalken, het liefst met z’n tweeën. Deze waarneming is speculatief, want ik kan met het blote oog de veronderstelde kluwen niet zien, evenals trouwens de individuele insecten.

Alle overige vogels in mijn beperkte gezichtsveld zijn groter dan de zwaluw, maar veel minder opwindend in hun vlucht.

Allereerst is daar de alom bekende kauw (ka), een fladderaar die altijd met een maatje opereert en vaak in troepen. Het schijnt dat kauwen als paar elkaar eeuwig trouw hebben beloofd. Over de aard van het paar is mij niets bekend, maar zal hoogstwaarschijnlijk niet anders zijn als bij mensen. In ieder geval fladderen ze nooit ver van elkaar uit de buurt. De duif (do) is eveneens een fladderaar en laat zich ’s morgens vroeg horen met koe-koe-roe, koe-koe. Eenden (einen) hebben een snelle vleugelslag en gestrekte hals.

Spreeuwen (protters) mogen graag in harmonieuze kluwens door het luchtruim reizen, in onvoorspelbare richtingen, maar wel blijvend als kluwen. Een vogel die steeds vaker opdringt in de bebouwde kom is de ekster (akster), brutaal, vrijmoedig en met een ‘peddelende’ vlucht. De ekster lust graag anti-rups korrels uit de moestuin en waarschuwt meteen soortgenoten. Buurvrouw Sietske vertelde dat eksters zo brutaal zijn om nesten van zwaluwen binnen de boerderij te beroven.

Soms komt een aalscholver (ielgoes) voorbij richting de poelen, in de vlucht met de hals iets naar boven. In de jaren 70 van de vorige eeuw zag ik deze vogel voor het eerst tijdens een zeiltocht langs de randmeren (Veluwe) zittend op een remmingspaal in een ‘heraldieke’ adelaarshouding (vleugels half uitgespreid). Ik dacht toen met een archaisch dier geconfromteerd te worden van een uitgestorven soort. Binnenvissers en aalscholvers zijn geen vrienden! Regelmatig komt de reiger (ielreager) voorbij met een statige slag. Ganzen (guozen) zijn momenteel niet aan de trek, terwijl in andere jaargetijden duizenden overvliegen in V-vorm of in de omgeving foerageren.

Tenslotte moet mijn favoriete schoonheid in de vlucht genoemd worden, de meeuw (seefôgel) die sierlijk zweeft in thermische winden, majestieus. Als jongetje van 8/9 jaar mocht ik met de meester mee naar de kwelders boven Marrum (Noorderleeg) waar het oppassen was om niet op de eieren van de meeuwen te trappen.

Overigens is het zelden helemaal stil in de lucht, talloze CO2 vogels kiezen hun route over Heeg.

MJvSt