Mijn reis naar Malawi

24 december 2016

in Verhalen

In het afgelopen jaar heeft u vast iets meegekregen van mijn reis naar Malawi en omdat ik veel steun en enthousiaste reacties uit het dorp heb gekregen, wil ik nu graag laten weten hoe het was.

Na een jaar lang hard werken was het 14 juli 2016 dan eindelijk zover! Het was de dag van vertrek van mijn bijzondere reis naar Perete, Malawi.

In de bus vertrok ik, met 37 andere enthousiastelingen, naar Brussel om vervolgens op de 10 uur durende vlucht naar Ethiopië te stappen. Vanuit daar was het nog zo’n 3 uur vliegen naar Malawi. Vanaf het vliegtuig moesten we nog een aantal uren met z’n 40en in een krappe bus over zandweggetjes naar ons dorpje van bestemming rijden. In totaal ben ik vanaf 12 uur ’s middags op donderdag tot ongeveer 7 uur ’s avonds op vrijdag onderweg geweest. En dan sta je daar ineens, doodmoe van de lange reis, in het pikkedonker in een dorpje in ‘the middle of nowhere’. Het moment waar je zo lang op gewacht hebt is eindelijk daar en dan kun je niet anders dan heel enthousiast worden!

We hadden een enorm warme ontvangst. Het was al donker en er waren eerst helemaal niet zoveel mensen. Maar uit het niets kwamen in een keer allemaal kinderen naar ons toe rennen om met ons te spelen en zingen, hoewel ze het eerst ook nog wel een beetje eng vonden. Alle volwassenen gaven ons een hand en bedankten ons al, voor we ook maar iets voor ze hebben kunnen betekenen. Zij keken al twee jaar uit naar onze komst, dus niet alleen voor ons was het iets waar we lang op gewacht hebben. We werden hierdoor ook echt als eregasten behandeld en dat voelde soms best raar.

De mensen in Malawi zijn heel hartelijk, het heet dan ook niet voor niets ‘The warm heart of Africa’, dat hebben we tijdens ons hele bezoek daar gemerkt. Alles werd voor ons gedaan, opdat wij het zo goed mogelijk hadden. Er werd fantastisch eten gekookt, misschien geen vijfsterren maaltijd, maar we hadden zeker niet te klagen! Onze kleren werden af en toe gewassen, onze spullen gedragen, ons water gehaald. En wanneer je aanbiedt om het zelf te doen, moeten ze daar niets van weten.

Ons verblijf was primitief, maar goed te doen. Het was verassend gemakkelijk voor mij om me aan te passen. We sliepen in klaslokalen, met 14 meiden per zaal. De jongens sliepen ergens anders. We aten in een ander klaslokaal. De sanitaire voorzieningen bestonden uit latrines en rieten douchehokjes (zonder deur of dak). Maar ook dit was allemaal prima te doen. Vaak douchen was er toch niet bij. We hebben ons drie keer kunnen “douchen” in drie weken, omdat er anders niet genoeg water was. Ondanks dit alles was het enige waar ik af en toe moeite mee had, het feit dat je nooit even ergens alleen was. Overal waren altijd groepsgenoten of kinderen die met je wilden spelen.

We zijn op een vrijdag aangekomen en de bouw begon op maandag. We hebben dus lekker twee dagen gehad om te acclimatiseren, het gebied te verkennen en de mensen en kinderen daar te leren kennen. Op zondag was de eerste kerkdienst, dit ging heel anders dan in Nederland. Er werd veel enthousiaster gezongen en de dienst was veel rommeliger. Halverwege de dienst kwamen er ook nog heel veel mensen binnen, want de locals weten daar absoluut niet hoe ze op de tijd moeten letten. We moesten vaak een paar uur op ze wachten, dit zijn wij als punctuele Nederlanders natuurlijk helemaal niet gewend. Uiteindelijk bleek het leven zonder tijdsdruk en zonder die eeuwige mobiel toch best wel fijn te zijn. Eenmaal terug in Nederland moesten we weer helemaal wennen.

Zondagmiddag was ook de officiële welkomstceremonie, hier werd ons Billy de geit overhandigd, waar we een paar dagen lekker van hebben kunnen eten. Dat klinkt misschien raar, vooral als je zelf hebt gezien hoe de geit geslacht wordt, maar daar hoort het er allemaal bij en is het heel normaal.

Op maandag begon het echte werk. 6 uur opstaan, half zeven ontbijten, daarna corvee of een Goedemorgen Gesprek (de onderwerpen varieerden van studiekeuze tot het zijn van een goede Christen) en dan om 8 uur op de bouwplaats staan. We bouwden van 8 tot 5, met een paar pauzes ertussen. We hebben in totaal in 10 dagen twee huizen gebouwd. Op de bouw werkte je veel samen met de lokale bevolking en er zijn zo ook veel bijzondere gesprekken en vriendschappen ontstaan. De gesprekken waren bijzonder, maar tegelijkertijd ook heel normaal. De onderwerpen varieerden van het geloof tot Arjen Robben tot de muziek van Bob Marley. Vooral de meeste mannen spraken wel redelijk goed Engels, maar bij de vrouwen en kinderen was het altijd handen en voeten werk. We mochten op de bouw alles doen, van metselen, tot cement maken, tot zand halen en betonijzer vlechten. Het was heel leuk om op een hele andere manier dan je gewend bent, flink aan de slag te gaan en je handen uit de mouwen te steken.

Naast het bouwen moest iedereen twee dagen meedoen met het kinderwerk. Een dag hielp je alleen mee en de andere dag moest je, samen met een groepje, zelf een programma bedenken. Het kinderwerk was erg leuk om te doen, de kinderen daar zijn zo vrolijk en enthousiast. Ze vinden ook alles leuk om te doen, want alles is nieuw. Er werd dan ook vrij vaak ruzie gemaakt om kleurpotloden, springtouwen of voetballen. Er waren heel veel kinderen daar en ze wilden allemaal de hele tijd met ons spelen. Ze waren superlief, maar soms was het wel echt even te veel, simpelweg omdat je het niet gewend bent. Maar dat neemt niet weg van het feit dat je van het enthousiasme en de vrolijkheid van de kinderen daar nog heel veel kunt leren en dat we enorm veel lol met ze hebben gehad.

Het bouwen en het kinderwerk waren de kern van de reis, maar we hebben ook nog een aantal cultuuruitstapjes gemaakt. Zo hebben we een oud project bezocht, om te kijken wat de impact van een project precies kan zijn en wat mensen er een paar jaar later nog aan hebben. Heel mooi om te zien hoe dankbaar die mensen nog steeds zijn en dat er toch wel echt dingen veranderd zijn binnen die gemeenschap. Daarnaast zijn we naar een lokale kliniek geweest. Hier komen vooral zwangere vrouwen en mensen die medicatie voor HIV moeten halen. Verder is het een soort huisartsenpost. Het is bizar om te zien hoe het er in zo’n kliniek aan toe gaat. Alles is voor lokale begrippen heel goed geregeld en de zusters en dokters zijn echt hardwerkende mensen, maar als je alles vergelijkt met de Nederlandse gezondheidszorg, stelt het niet zo heel veel meer voor. Heel interessant, maar vooral ook heftig om te zien. Ook hebben we een voetbalwedstrijd met de lokale jongeren georganiseerd. Daarnaast zijn we de laatste twee dagen nog naar Lake Malawi, een heel groot en mooi meer, en naar de hoofdstad Lilongwe geweest. Dit waren hele leuke uitstapjes, ook al zaten we het grootste deel van de dag in de bus. Het was nog even een stukje ontspanning aan het eind van de reis.

Het meest bijzondere cultuuruitstapje en voor mij het meest bijzondere moment van de reis, was het huisbezoek. We mochten een middag bij de locals thuis kijken. We leefden precies zoals zij leefden, hielpen met koken, hebben veel met ze gepraat, met de kinderen van het gezin gespeeld en gezongen en we hebben zelfs pannenkoeken voor ze gebakken van beslag dat we mee hadden genomen. Het leukste was dat je, als je wilde, mocht blijven slapen met een groepje. We hebben dus één nacht in de woonkamer van de locals geslapen, tussen de kippen. Het voelde heel vertrouwd en het gezin waar ik zat, was enorm gastvrij. Toen we weer terug gingen naar onze verblijfplek bij de school, kregen we een kip van ze mee en werd het hele dorp bij elkaar getrommeld om voor ons te zingen en dansen. Een heel bijzonder afscheid. Wat het zo heftig maakt, is dat je eigenlijk een hele bijzondere en gezellige avond met die mensen hebt en dat ze je tegelijkertijd ook vertellen dat de honger zo’n groot probleem is, dat ze niet weten of de kinderen het nieuwe jaar wel halen. De kans is reëel dat er nu een aantal van de kinderen waar ik zoveel lol mee heb gehad, niet meer leeft. Dat is zo’n rare gedachte, want je hebt geen idee hoe het de mensen daar nu vergaat, terwijl je toch een band met ze hebt.

Dat de honger daar zo’n groot probleem is, heeft me best geraakt. Die mensen staan zo optimistisch in het leven, dat je niet altijd aan ze merkt hoe zwaar ze het hebben. Ze zijn ook heel gul tegenover ons, ze geven ons eten, terwijl ze het zelf zo veel harder nodig hebben. Het is heel raar om je te bedenken dat jij weer terug naar huis gaat, het is voor ons maar tijdelijk. Maar die mensen blijven daar hun hele leven en gaan een periode van honger tegemoet, terwijl ik hier weer thuis zit met mijn volle koelkast. Dat zet alles toch wel even in perspectief.

Maar de mensen zijn niet alleen maar zielig, ze moeten ook nog veel leren. Soms zitten ze zo erg in hun gewoontes vastgeroest, dat ze deze niet willen aanpassen. Zo zou de honger een minder groot probleem zijn, wanneer zij meer zoete aardappel zouden verbouwen in plaats van mais. Maar dit willen ze niet altijd, want mais is nou eenmaal hun ‘stable food’ en zo zijn ze het gewend. Gelukkig kan een project als dit soms ook al helpen om kleine veranderingen in de mindset van die mensen aan te brengen.

Aan het eind van de drie weken heb ik heel veel nieuwe vrienden gemaakt, heel veel geleerd en hebben we met z’n allen twee huizen gebouwd. Het voelt raar dat die mensen zo dankbaar zijn voor onze komst, omdat wij vooral hen heel dankbaar zijn voor de goede zorgen en voor alle leerzame lessen. Ik heb een hele bijzondere reis gemaakt en ik zou zo op het vliegtuig terug naar Malawi stappen als het kon. Malawi en Perete hebben een plaatsje in mijn hart en ik ben heel blij met en trots op het feit dat ik op mijn zeventiende al zo’n avontuur heb mogen beleven.

Tot slot wil ik iedereen die mij in het afgelopen jaar gesteund heeft heel erg bedanken! Met name Jacob Gijsen en de diaconie, zij hebben heel veel voor onze projectgroep betekent.

Fokkelien Veenstra

Ps. Als je er ook over nadenkt om met World Servants op reis te gaan, kijk dan eens op www.worldservants.nl, ook sta ik altijd open voor vragen.

(