Heech fan Alds “Rinkje”

14 juli 2018

in Geschiedenis van Heeg, Verhalen

Heb je haar nog gekend ? wie ? die vrouw die met een mand langs de deur brood verkocht voor een bakker om wat te verdienen. Dat was voor en na de tweede wereldoorlog heel gewoon, er waren geen bijstand uitkeringen.

Zij stapte een winkel binnen en vroeg aan de winkelier die een klant hielp of zijn vrouw ook wat nodig had. De winkelier zei dat ze op haar beurt moest wachten, en dat zijn vrouw met de baby zat. Haar antwoord was, wat meen je wel snotneus mijn tijd is geld ik kom hier nooit weer, en is nooit weer geweest.

Zij had twee broers waarvan één gehandicapt, en twee halfbroers, waarvan één ook in het boerderijtje woonde, die daar het kappersvak uit oefende, en tevens fietsen repareerde. Haar jongste broer Klaas de Bock voer een keer met een bootje onder de brug door in Heeg, op de brug stonden twee mannen waarvan de één de bijnaam Snoek had. Die riep, hee Bok stoot je horens niet, waarop deze terug riep ik schiet er als een snoek onderdoor. Deze broer is later met zijn gezin geëmigreerd naar Canada. Daardoor was zij alleen overgebleven van haar familie, en woonde nog in het oude boerderijtje aan het Sypke, wat inmiddels is weggebroken. Toen iemand bij haar op bezoek was, zei die gene, je hebt geen portretten van je overleden familie aan de wand. Nee zei ze, bij mij geen dode mensen aan de muur, dat hoort niet en wil ik niet. Een vraag of ze ook bij de vrouwen vereniging wou, was haar reactie, mannen leren uit de boeken, maar een vrouw hoort thuis te zijn.

Bij iedere begrafenis in Heeg stond zij op afstand te gluren wie er mee liepen in de rouwstoet, zelf kwam ze nooit naar een begrafenis. Omdat het opviel dat zij daar altijd stond is ze daar op aangesproken waar ze kwaad om werd, maar ze stond er nooit weer. Toen ze oud werd en het niet zo goed met haar ging, waarschuwden de buren de dokter of die eens ging kijken. Maar zij reageerde tegen de dokter dat zij geen vreemde mannen aan haar lijf wilde, waardoor de dokter zonder onderzoek weer vertrok. Uiteindelijk is zij naar een verpleeghuis voor vrouwen naar Sint Nicolaasga vertrokken.

Haar vader had vroeger ook al wat afwijkende streken, die dacht misschien plaatst mijn familie wel geen grafsteen op mijn graf wanneer ik overlijd, want hij kon niet goed met zijn jongste zoon. Zo gebeurde het dat er een grafsteen met het beurtschip naar Heeg kwam, met de mededeling dat de steen met het opschrift tegen de muur van de kerk op het kerkhof zou worden geplaatst. Een medewerker van de schipper las de tekst en de naam op de steen, die verbaasde zich er over dat de overledene op de steen, de datum van overlijden moest nog worden ingevuld, nog leefde. Daar is toen door de schipper overleg geweest met de kerkenraad, en moest de grafsteen terug naar de leverancier.  Later toen de persoon echt was overleden is er na een tijd aan de koster van de kerk gevraagd waar hij begraven is, hier of in Ypecolsga. De koster was er zeker van dat hij hier lag, maar je vindt het graf niet, omdat de zoon geen grafrechten wou betalen, is de steen verwijderd en was het graf weer beschikbaar.

Dit verhaal, door mij wat ingekort, las ik in de map met verhalen van Heegemers, van Heech fan Alds. Het was opgeschreven door een mevrouw uit Heeg, die ook wel briefwisseling had met koningin Juliana en Prins Bernhard.

F.K.